Een eerlijke blik op de schaduw onder het lichtwerk
We spreken vaak over heling, maar zelden over de manieren waarop we haar omzeilen. Over hoe makkelijk het is om spiritualiteit te gebruiken als pantser, niet als poort. Als excuus, niet als belichaming. Als een manier om te ontsnappen aan de delen in onszelf die nog steeds schreeuwen om gezien te worden.
In de hedendaagse lichtgemeenschappen wordt vaak gesproken over sensitiviteit, over energie voelen, over high vibes en alignment. Maar wat we zelden onder ogen zien, is dat veel van deze expressies, hoe oprecht ook gevoeld, vaak geworteld zijn in iets anders: oude pijn die nog niet werkelijk is aangekeken.
We zien het bij vrouwen die zeggen:
“Ik kan niet in groepen zijn. Ik voel álles.”
Maar wat er vaak werkelijk gebeurt, is dat het zenuwstelsel overweldigd raakt door een kamer vol spiegels. Niet omdat je te open bent, maar omdat je innerlijk nog te onveilig bent. Omdat je jezelf klein maakt. Omdat je bang bent om gezien te worden in je rouw, je onzekerheid, je rauwheid, in alles wat nog niet ‘licht’ voelt.
Dus je zoekt een verklaring.
Je noemt jezelf ‘te gevoelig’.
Je claimt je space.
Je trekt je terug.
En ergens klopt dat, maar het is geen excuus om je niet te leren dragen. Je hebt geen bescherming nodig tegen anderen. Je hebt bedding nodig in jezelf.
Het lichaam verlaten in naam van heling
We zien het ook in sessies en ceremonies. Waar mensen overmatig gaan ademen, channelen, lichttaal spreken, bewegen… En ja, soms is dat bevrijding. Maar soms is het pure ontlading zonder integratie, een dissociatieve reflex om maar niet te hoeven zakken in de plek waar het écht pijn doet. Soms is het niet je ziel die spreekt, maar je systeem dat vlucht. We zien het bij mensen die Jezus, de Godin, Maria of Isis als ouderfiguur projecteren.
Niet als bewuste devotie, maar als kinderlijke hechting. Omdat ze geen moeder of vader hadden die hen werkelijk zag. En dus bouwen ze een goddelijk pantheon om zich heen waarin ze veilig zijn, maar nooit hoeven voelen dat ze verlaten zijn. We zien het bij vrouwen die zeggen:
“Het zou me zo fijn lijken als een man alles voor me zorgt. Als ik alleen maar mag ontvangen.”
En dat kan kloppen. Maar soms… is dat geen diepe roeping naar feminine overgave, maar gewoon het lichaam dat snakt naar rust. Omdat je jarenlang hebt gevochten, gewerkt, gestreden, alleen gezorgd. Je bent niet ‘in je vrouwelijke aan het zakken’ je bent doodmoe. En dat is oké om toe te geven, maar noem het wat het is.
Spiritualiteit als hiërarchie of schuilplek
Een andere vorm waarin spirituele dissociatie zich toont, is wanneer mensen zichzelf boven een ander plaatsen met termen als:
“Ik doe dit werk al 10 jaar.”
“Ik ben 6/2 Projector dus ik weet dat dit niet voor mij werkt.”
“Ik mag dat niet doen van mijn gidsen.”
“Ik voel dat jij nog niet zuiver genoeg bent om dit werk aan te bieden.”
Onder het mom van helder weten, zit vaak een diepe angst voor de eigen waarde. Zodra we onszelf moeten legitimeren via prestatie, status, blauwdrukken, of hiërarchie… verraden we de plek in ons die nog steeds gelooft dat we niet gewoon mogen zijn. Dat we toestemming nodig hebben. Dat we pas waardevol zijn als we voldoen aan een spirituele ladder die niemand echt begrijpt, maar waar iedereen naar klimt.
Wat we vaak missen in deze gesprekken, is de zachtheid om eerlijk te zijn over hoe moeilijk het is om echt gezien te worden.
Want dát is de kern.
De meeste dissociatie in het spirituele veld is geen kwaadwillend gedrag. Het is bescherming. Overlevingsmechanisme. Een liefdevol, maar oud script.
De uitnodiging
Ceremonie is waardevol. Tools zijn krachtig. Je blauwdruk kennen is heilig. Maar zonder vertraging, zonder belichaming, blijft het een dans om de kern heen. Wat nodig is, is rust. Stilte. De moed om te zakken in je mens-zijn. Een herinnering aan hoe het voelt om écht in je lichaam te zijn, ook als dat betekent dat je het even niet weet. Ook als dat betekent dat je huilt in een groep. Ook als dat betekent dat je niks doet, niks zegt, niets manifesteert.
De uitnodiging is:
Zak in je systeem. Daal af naar die plek in jezelf die nog steeds fluistert:
“Ben ik wel goed genoeg?”
En blijf dáár.
Zonder afleiding.
Zonder spiritualisering van je pijn.
Daar begint echte belichaming.
Daar begint werk dat niet zweeft, maar draagt.
In liefde,
Nadieh